Als was zij mijn vrouw
Ik trof haar half bevroren aan.
De hele winter had ze op de ganzen gewacht.
Ik nam haar in huis als was zij mijn vrouw.
Binnenshuis deed ze plastic zakjes
om haar vieze voetjes.
‘Ach, dat hoeft toch helemaal niet,’ zei ik.
Ritselend liep ze naar de koelkast.
Ik ging mijn bed verschonen.
‘Weet jij eigenlijk wel
dat je aan de hemel ontsnapt bent?’
Ja, dat wist ze wel.
Boven stond ik nog even
voor het slaapkamerraam.
Het water in de vijver, zag ik,
was vis geworden.
Jan Glas (meer…)