Baf. Plof. Bonk. Pok.
‘Dus als ik in een goede bui ben zeg ik dat mijn moeder is gestorven aan een hartaanval en als ik in een slechte bui ben zeg ik dat ze bezweken is aan een combinatie van roken, verdriet, duizeligheid, medicijnen en drank en als ik mijn vader wil treiteren schreeuw ik dat ze zelfmoord heeft gepleegd en dat het zijn schuld is.’ Aan het woord is Helena, een meisje van dertien. Haar moeder is dood onder aan de trap gevonden, haar geestelijk minder bedeelde broertje Tonnie heeft haar gevonden en laten liggen en haar vader heeft haar daarna voor een tweede keer gevonden.
Pierenland van Nelleke Zandwijk lijkt nogal zwaar in te zetten met dood en verdriet, maar zoals de geciteerde zin al laat zien is de verteltoon van Helena monter. Tante Lena ontfermt zich over het Helena en aangezien zij aflegster is, neemt ze haar nichtje mee naar de doden die ze nog een keer mooi mag maken. Ook een beetje om de herinnering weg te poetsen aan het afleggen van de moeder waarbij plots een oog weer was open gesprongen. En haar mond. ‘We hadden met gemak een gehaktbal bij mijn moeder naar binnen kunnen gooien.’ (meer…)