Een kind is funest voor de poëzie
De tweede bundel van Florence Tonk is thematisch van opzet, maar daar kom je pas gaandeweg achter. Centraal staat de behoefte aan een partner, aan een kind, de wens om deel te nemen aan de voortplanting van de soort. ‘Join the club’ heet dan ook een gedicht: ‘vind een man / kom bij de club en baar / dan word je, en wie wil dat niet, / onmiddellijk normaal verklaard’. Het is nogal expliciet verwoord, het is daarom niet een van de betere gedichten uit Rijgen.
Dat je al lezend erachter komt dat de bundel een thematisch geheel is, komt omdat Tonk ervoor gekozen heeft heen en weer te springen in de tijd met haar ‘hoofdpersoon’, soms een ‘ik’, soms een ‘je’, soms een ‘ze’, soms een ‘wij’. Het gaat over eerdere vriendjes en relaties, over de moeilijkheden van het zwanger worden, over een miskraam en uiteindelijk ook over de geboorte van een kind. Omdat ze die hele weg om deel te hebben aan de geschiedenis van het vlees niet chronologisch afwerkt, blijft de bundel je verrassen.
Dat er uiteindelijk een kind komt, behoeft geen spoileralert, want in het openingsgedicht ‘Beestjes van glas’ kan een moeder pas ademhalen ‘als blijkt dat alles / de nacht heeft doorstaan, nog ademhaalt / of het beestje dat ik baarde / is blijven leven.’ Hier maakt de woordkeus voor ‘beestje’ het gedicht net niet sentimenteel. Later in de bundel komt een drieluik voor, ‘De langverwachte’, waarin dat sentiment wat mij betreft te nadrukkelijk aanwezig is. (meer…)