Een bijzonder gecompliceerde lappendeken
Het ligt in de natuur van de mens om zijn domein af te schermen met hekken. Maar hoe bepaal je de scheidslijn precies? Vaak zijn er al types als de Rijdende Rechter nodig om een conflict tussen twee huizenbezitters over een gezamenlijke steeg te slechten. Het kan hoog oplopen, buren kunnen op voet van oorlog met elkaar komen te staan. Hoe moeilijk moet het dan wel zijn om het recht van overpad te bepalen tussen naties? Enno de Witt (1960) scheert met zijn boek De grens langs de rafelranden van Nederland.
De Nederlander als stereotype bestaat wellicht niet, maar het grondgebied ligt inmiddels wel vast, al evolueert de grens door erosie en door het ingrijpen van mensenhanden. Vaak werden in vroegere tijden natuurlijke barrières als grens gebruikt, rivieren en beken bijvoorbeeld, maar de loop van dergelijke stromen kan, al dan niet door kanalisatie, nogal eens veranderen. Aan het vaststellen van onze grenzen is, zoals bij elke natie, een hoop gesteggel voorafgegaan en ook het toeval bepaalde nogal eens of een plaats bij het ene of het andere land ging behoren. De Witt dist het in zijn lijvige boekwerk smeuïg op. Hij combineert anekdotes en wetenswaardigheden met de vroegste geschiedenis en zorgt op die wijze voor een informatief én onderhoudend betoog.
Tot het begin van de zestiende eeuw bestond Nederland niet eens. Dit deel van Europa was een hutspot van soms zeer kleine staatjes: graafschappen, hertogdommen, bisdommen en wat niet al, en daaronder dan weer allerlei mindere verbanden, alles aangevuld en in wezen overheerst door grotere machten als Frankrijk en de Habsburgse koningen van Spanje.