De driehoekjes van Marjan Unger
Ik koop altijd drie ansichtkaarten als ik een expositie bezocht heb. Dat aantal is terug te voeren op Marjan Unger, mijn vroegere kunstgeschiedenislerares. Mevrouw Unger hield van kunst en ze wilde die liefde op ons overbrengen. ‘Als jullie tijd hebben,’ zei ze als de les er opzat, ‘ga dan nog even naar Boymans. Er is iets heel bijzonders gaande daar.’
Dat kon de laatste Serra-gebeurtenis zijn, ‘iets spannends’ met Toorop, een met veel subsidies verkregen surrealistische ‘must see’. Terwijl we de klas uitstormden riep ze ons na: ‘En vergeet vooral niet om kaarten te kopen.’
Dat ik besloot om per expositie drie kaarten te kiezen – en dat tot op de dag van vandaag doe – heeft iets te maken met de halsketting die mevrouw Unger droeg op de dag dat zij ons vertelde over het belang van kaarten. Die ketting was opgebouwd uit bolletjes, kubusjes en driehoekjes.
Tijdens die les raakte ik geïntrigeerd door de kleuren (lichtgeel, felblauw en roze), het materiaal (plastic) en, niet in de laatste plaats door mevrouw Ungers moed om zich met zo’n monsterlijk ding op de heilige gronden te begeven van een instelling waar alleen de allerhoogste kunsten onderwezen worden.
Ze wisselde haar pleidooi af met vragen. Zo wilde ze weten op welke criteria wij ons toekomstig kaartaankoopbeleid dachten te gaan baseren.
Een meisje dat ik ooit had horen zeggen dat ze op de kunstacademie zat ‘om op een geinige manier hogerop te komen’ vond die vraag belachelijk.
‘Waarom?’ vroeg mevrouw Unger.
‘Nogal logisch,’ kermde het meisje op een gelijkhebberig toontje, ‘wie koopt er nou een kaart van een kunstwerk dat je lelijk vindt!’ (meer…)