Hoe komen ze er nou bij om hem (m/v) daarover een stuk te laten schrijven? Die vraag komt regelmatig bij me op wanneer ik een tijdschrift ter hand heb. Wat bezielde bijvoorbeeld de redactie van Hollands Diep, toen ze Johnny van Doorn vroeg om een artikel te schrijven over beeldende kunst, in casu een tentoonstelling van portretten getekend door C.W. Biddle? ‘Van Doorn heeft helemaal niets te maken met beeldende kunst, schrijft er nooit over – goed idee om hem te vragen zijn licht te laten schijnen over dit werk.’ De reden voor het verzoek van de redactie zal gelegen hebben in het feit dat Biddle een Arnhemmer is, en dat Van Doorn zijn jeugd doorbracht in de woon- en werkplaats van de kunstenaar.
Over beeldende kunst wordt de lezer niet veel wijzer van het artikel ‘De bekakte bende van de Veluwe’, dat werd afgedrukt in Hollands Diep, eerste jaargang nummer 4 (20 december 1975); maar vermakelijk leesvoer is het wel, het gebabbel van Van Doorn:
Een portrettengalerijtje om je vingers bij af te likken. Arnhemse schoonheden, haarscherp door de tekenaar Biddle getroffen in een zekere criminele uitstraling: het Chicago van de Veluwe zoals ik het al sinds jaren aanduid. ‘Het Spijkerkwartier’, denkt meteen de krantenlezende buitenstaander, en voor zijn geestesoog doemt een agressieve hoerige pooierige wereld op vol van boksbeugels, stiletto’s, en Duitse pistolen. Met een leipe zachte G wordt het ene sterke verhaal na het andere opgedist. Fantasie en werkelijkheid lopen er hallucinair door elkaar heen. Ik, die in het Gelders Haagje (zoals de stad ook wordt genoemd) ben opgegroeid, kan erover meepraten. Je moet op je hoede zijn. Dat in ieder geval.
In het Arnhemse café Meyers (waar de Koppen permanent te bezichtigen zijn) vraag ik aan Biddle of het nou werkelijk zo erg gesteld is met de agressie ter plaatse.
‘Ik heb soms de indruk dat het overdreven wordt.’
‘Neenee’, zegt hij met een welgemutst lachje. ‘Ze kunnen er hier wat van.’ Dan ineens, wijzend naar de schattige boys aan de wanden: ‘Ze zijn allemaal goed terechtgekomen, de jongens. Zie je die ene daar, die is tekenleraar geworden, en die andere ernaast zit hartstikke fijn in de losse business.’
Waarom ben ik zo gefascineerd door Biddle’s werk? Omdat ik in de eerste plaats mezelf erin herken natuurlijk. De oer-Arnhemse pathologie in zulke porems – vooral die pathologie! En verder redenerend: schuilt er niet in elk mens een boeventronie? Het is het ongeloof in louter engelachtige open gezichten. Nou u. (meer…)