Dr. F. Lulofs (1919-2003), de man die mij de Reinaert leerde lezen – zijn bevlogen colleges maakten dat ik die Middelnederlandse tekst met plezier ter hand nam en zelfs herlas –, is niet altijd literatuurwetenschapper geweest: in zijn jonge jaren publiceerde hij, als Frank Lulofs, de dichtbundel de magere brug (J. Meulenhoff, Amsterdam 1947). Dit boekje vol vormvaste gedichten die drijven op eindrijm, bevat nogal sentimentele maar toch niet onverdienstelijke verzen als bijvoorbeeld, op pagina 11,
OORLOG
Wij kunnen, lief, elkander niet behoeden,
slechts teder zijn, zolang de dreiging gaat.
– Angstige vogel, die zich vangen laat –
wij wachten ’t eind, te erg om te vermoeden.Geen streling van uw hand kan dat vergoeden,
maar dit gebaar is nog de laatste daad.
Ik kus de angst, die in uw ogen staat,
wij kunnen, lief, elkander niet behoeden.De oorlog zal gelukkigen niet sparen,
Maar toon geen angst, en zeg je bent niet bang.
Want wat men had, meet men niet uit in jaren,
en wat men heeft, dat duurt een leven lang.En daar wij tot het laatste samen waren,
verzwijg ik, hoe ik aan dit leven hang.