Enkele reis naar het Land van de Vergetelheid
Een van mijn tantes woont sinds twee en een half jaar in een verpleegtehuis. Zelf vind ik Zorgpaleis een betere benaming, er wordt veel en voortdurend zorg verleend en er loopt minstens zoveel personeel rond als in een paleis.
Mijn tante heeft een eigen kamer met vaste kasten en wat schilderijtjes die ik uit haar huis meegenomen heb. Tegenwoordig bezoek ik haar ongeveer een keer per maand. In de begintijd van haar verblijf in het Zorgpaleis zat ik bijna elke week tussen haar vaste kasten en haar schilderijtjes en dan bespraken we haar schapen.
Vroeger had mijn tante schapen gehoed, maar toen haar geest zich terug begon te trekken in Het Land van de Vergetelheid en zij de controle over haar kudde verloor, had ik een hoeder in de buurt gevraagd haar dieren weg te halen. Dat had hij gedaan, op een uur dat mijn tante om boodschappen was. Eenmaal thuis had ze me gebeld om te vragen waar haar kinderen waren. Alle dieren die met mijn tante samenwoonden noemde ze ‘mijn kinderen’ – dat kon een haan zijn, een kip, een rat, maar ook een vleermuis of een schaap. ‘Ze logeren bij een erg aardige man,’ zei ik.
Mijn tante schrok. ‘Het soort van aardige man waar ze in de krant voor waarschuwen, bedoel je dat?’ (meer…)