DE GONDELIER
De zwarte gondel en de gondelier
in zuiver zwart. Alleen een witte kraag
prijkt rond zijn hals: hoe die het masker schraagt
waaruit een snavelneus als van een gier.
Waardig beweegt hij over de rivier,
de eenzame, het schip een sarcofaag
waarin de dood de leegte ondervraagt:
wie is het die vandaag moet sterven hier?
De dag. Hij wordt in koepels opgebaard,
zijn lichaam door de goudglans van de zon
gekust met liefde ongeëvenaard –
totdat het donkert zoals het begon.
Onverstoorbaar over het water vaart
de gondelier die alle tijd vergaart.
Maria de Groot