Als een hondje schoof ik op de achterbank. Een te braaf hondje, dat daarna zachtjes zou gaan janken om zijn onuitroeibare volgzaamheid, want die geur die er in de auto hing…
Maar het was een adoptiezoon onwaardig om meteen over alles moeilijk te doen. De skai-zitting die zich aan mijn billen vastzoog, het kussentje dat ik omklemd hield, allemaal even plakkerig en… hoe zeg je het deftig-voorzichtig? Onwelriekend. Precies zo’n lucht walmde er uit de schoorstenen van de ketchupfabriek, waar Neil en ik op vrije middagen langs slenterden. Neil, die er geen genoeg van kreeg uit te leggen dat ook tomaten gevoel hadden, waarschijnlijk zelfs meer dan wijzelf. Elke cel van ze werd misbruikt. Zelfs hun hersenen eindigden in een tube.
Meneer Kratz startte de motor. ‘Jetzt geht die party richtig los. Heb je je riem om, signor Berlusconi?’
‘Niet nu al lollig gaan doen.’ De stem van mevrouw Kratz klonk vriendelijk, maar ook dreigend. (meer…)