Tussen de gemaskerden
Mijn dubbelganger maakt me gek. Hij beeft,
Omdat hij alles nét wil doen als ik,
Dezelfde dubbelganger en hij beeft
Zowel voor hem als mij van pure schrik –
(uit: ‘Diafanie’)
Een van de leukste tv-momenten van de afgelopen jaren was de kennismaking tussen Gordon en Gerrit Komrij aan de tafel van Barend & Van Dorp. Het fragment is niet terug te vinden op het archief van Beeld en Geluid, dus ik citeer uit mijn hoofd en ongetwijfeld verkeerd. Komrij maakte een opmerking over homoseksuelen, vol zelfspot natuurlijk, waarop Gordon meteen verontwaardigd reageerde ‘dat homo’s ook mensen waren’.
‘Ken je Gerrit Komrij wel?’ vroeg Frits Barend. Nee, Gordon kende Komrij niet. Frits Barend zei, wink wink, dat hij de heren tijdens de reclame wel nader aan elkaar zou voorstellen.
Naïeve volkszangers waren graag geziene gasten aan de tafel van Barend & Van Dorp. Er viel altijd wel wat te lachen. ‘Wat doe jij op 4 mei om acht uur?’ vroeg Frits Barend ooit aan Jantje Smit. ‘Dan lig ik nog op bed,’ zei de Volendammer. Aan Gordon (volgens mij zat Gerard Joling ook aan tafel) werd tijdens de commerciële boodschappen uitgelegd dat Gerrit Komrij ook homoseksueel was en dat zijn opmerking dus een grapje was. Dat was de snelle en gemakkelijke uitleg. Je kunt de koning van de platte grap tijdens die paar minuten reclame moeilijk de werking van ironie uitleggen.
Homo’s en humor: dat is toch vooral een hoop oh-la-la-grapjes waarin de vindingrijkheid om synoniemen te vinden voor het mannelijk geslachtsdeel tot de hoogste intellectuele inspanning gerekend mag worden. Er valt een lijn te trekken van de Gordons en Jolings van nu naar de Albert Mol van toen, in mijn jeugd de enige publieke homoseksueel op tv. En dan nog vindt men het raar dat al decennialang jongens worstelen met hun coming-out. Je weet en wist één ding zeker: je wilde in ieder geval niet dat worden wat je op televisie zag.
Albert Mol. Lachebekje. Oud-balletdanser die aan de kost komt door schuine ‘mopjes’ te vertellen, die Martine Bijl (zie aldaar) doen gieren. Volksheld dus. (in: Horen, Zien en Zwijgen, 1977)
In de Mosse-lezing uit 2008 (opgenomen in Morgen heten we allemaal Ali, 2010) lijkt Komrij de hele meute van knuffelhomo’s – de gezellige, ongevaarlijke, altijd leuke homo’s met gebrek aan historisch besef – aan te vallen. ‘Je hoeft maar naar de pijnlijke standaardnichten op het scherm te kijken of je weet dat je daar niet bij wilt horen. Je zou zo snel mogelijk heteroseksueel willen worden. Er valt geen eer meer te behalen door je homo te noemen. Homoseksualiteit, vaarwel. Bedankt voor de kennismaking.’
De lezing zorgde voor enige ophef en mocht zich zelfs verheugen in de aandacht van GeenStijl (‘Gerrit Komrij poept op homo’s’) en zo’n 102 reaguurders. Zo schrijft ‘Boris Poepnagel’:
Tja, ieder zijn ding. Ik houdt niet van piem0ls, maar wel van kudTen, tiedten en zaadsm0eltjes! K0mryj houd wellicht van kleuterpiem0ls?
Ook ‘Catalyst’ reaguurt:
Oh leuk weer iemand die een mening heeft en ervan uit gaat dat een gehele groep hetzelfde is. Maarja hij heeft ook wel gelijk, als ik iets haat zijn het nichten. Dat je ervoor kiest met mensen van hetzelfde geslacht naar bed te gaan ok, maar als je als een mongool rondhuppelt, op de gay parade in een string over straat holt en praat als een man die graag een vrouw wilt nadoen maar dat niet helemaal snapt mag je van mij ook wel deaud.
Komrij merkt aan het eind van zijn lezing op: ‘Of de gewenste tolerantie echt diep zit, ik ben er niet gerust op.’ GeenStijl is inmiddels tot de publieke omroep doorgedrongen. (meer…)