In een opiniestuk vandaag in de Volkskrant reageert Floris Lieshout op het duel tussen Özcan Akyol en Peter Drehmanns. Akyol beweerde dat we in een mediacratie leven en dat ‘wie niet meegaat in deze evolutie inderdaad [zal] klagen over sexy auteurs die het televisiescherm overwoekeren als een hardnekkige schimmel.’ Drehmanns verweerde zich met: ‘De intrinsieke kwaliteit van een literair werk doet er amper nog toe. Maatgevend is de mens achter de schrijver, het verhaal achter zijn boek, het hele circus eromheen.’
Lieshout, die de discussie tussen Akyol (‘die zich schoppend en schofferend een plaats op de Olympus probeert te verschaffen’) en Drehmanns (‘een gevallen godenzoon, die de aanval afweert met een geïnspireerd ‘nietes’ en een vergelijking met vroeger – de meest potsierlijke aller vergelijkingen.’) niet kon waarderen, denkt dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de uitgevers, want die hebben ‘(…) de plicht om ervoor te zorgen dat ook kwaliteit komt bovendrijven. De plicht om zich niet afhankelijk te maken van televisieprogramma’s en bladen, maar zelf een bijdrage te leveren aan die aandacht en beeldvorming. De plicht om prioriteiten te stellen: minder titels, meer promotie.’
Maar wat te doen met schrijvers die niet mee kunnen doen aan de mediacratie? ‘Schrijvers die mooie, goede boeken schrijven, maar niet sexy zijn, of brutaal, of allebei. Schrijvers die een moord zouden doen om aan te schuiven bij De Wereld Draait door of Pauw&Witteman.’ Lieshout ziet daar een rol voor het Nederlands Letterenfonds: ‘Nu de overheid zich steeds verder terugtrekt als beschermer en aanjager van cultuur, zet een organisatie als het Nederlands Letterenfonds zich sterker dan ooit in voor het vergroten van de zichtbaarheid van literaire auteurs en hun werk.’