Hedendaags fascisme en de teloorgang van de literatuur
Er zijn nogal wat zaken waar een gefrustreerde schrijver tegenaan kan trappen. De politiek. Cultuurverarming. Goedverkopende thrillerschrijfsters. Lege drankflessen. Fascisten. De ongelukkige auteur in Hoe ik een beroemde Nederlander werd heeft er een dagtaak aan, hij ontziet zichzelf daarbij niet. Lang leve de zelfspot, want daardoor is de verteller die Wouter Godijn in zijn nieuwste roman naar voren schuift behalve ontzettend boos, teleurgesteld en ontheemd ook erg komisch. Literair fulmineren is een kunst die Godijn tot in de puntjes beheerst.
Uit Hoe ik een beroemde Nederlander werd vallen een aantal stokpaardjes te herleiden die ook voorkomen in Godijns eerdere proza en poëzie, waaronder een beklagenswaardige held (Hoe H.H. de wereld redde), twee in elkaar grijpende verhaallijnen (Mijn ontmoeting met God en andere verhalen), diepzinnige vissen (De karpers en de krab), pijnpunten van het schrijverschap (De dood van een auteur die een beetje op Wouter Godijn lijkt). Al zijn werk is herkenbaar aan een luisterrijke, humoristische toonzetting die in dit boek de pagina’s vol neologismen, opzettelijk irriterende, truttige woordjes, spreektaal, al te aperte verwijzingen en cursief gedrukte zinnen wonderlijk genoeg tot een goedlopend verhaal maakt, dat nergens vertraagt en zeker niet verveelt. (meer…)