Ik stoot af wat gemist kan
In zijn recente bundel Twee vogels, één kogel lijkt de dichter Willem Thies tot rust gekomen. De wereld om ons heen is een gegeven, maar dat wil niet zeggen we ons bij de dofheid neer moeten leggen. Achter de façade schuilt onrust, al smoort de dichter die soms vakkundig in zijn eigen ijver.
‘In zijn debuut Toendra gaat het er, zoals de titel al suggereert, bar en onherbergzaam aan toe. Zijn gedichten zijn niet gezellig’, citeer ik uit het juryrapport van de Buddingh’-prijs uit 2006. Veel dood, verderf en wapengekletter. De gedichten kwamen rechtstreeks uit het slachthuis. Willem Thies (1973) won de prijs voor het beste debuut, onverwacht, gezien de concurrentie van meer evenwichtige debuten van Thomas Möhlmann en Els Moors. In Na de vlakte (2008) hernam Thies zich al wat, door zich in de positie van observator te manoeuvreren. In zijn derde, onlangs bij Podium verschenen bundel, Twee vogels, één kogel, is Thies bedwelmd geraakt door de sleur om hem heen: ‘Plichtmatig vloekend staat men op. Zelfs de koffie sputtert tegen./ De camouflage van een krant. Een doffe nieuwe dag.’ (meer…)